Als je kraamweek anders verloopt...

  
Pas geleden werd mij gevraagd een artikel te schrijven over kraamzorg. Geen statig stukje over een dagindeling van een kraamverzorgende, geen verhaal over de voordelen van borstvoeding, maar een verhaal over het “onzichtbare” werk wat een kraamverzorgde soms doet. Het hoort bij het werk van een kraamverzorgende om een kersvers gezin te ondersteunen en te begeleiden. Wanneer je nadenkt over kraamzorg, kom je al snel uit op voedingslijstjes, borstvoedingstips en warmtekompressen. Maar een kraamverzorgende doet zoveel meer. Al eens nagedacht over de eindeloze stroom aan tranen die een kraamvrouw plengt? Hoe om te gaan met rondvliegende hormonen? Irrationele gedachten? Op de bank bij de psycholoog? In de kraamweek is de kraamverzorgende je steun en toeverlaat. 

Terug naar het artikel. Ik belde een rondje, stuurde wat mails en maakte afspraken. Toen ging ik op pad. Ik kwam mijn dorp niet uit. Er knaagde iets aan me. Langzaam kwam het besef dat dit verhaal over mij zou moeten gaan. Ik had een – op z’n zachts gezegd -  bijzonder kraambed. 3 weken voordat ik beviel van mijn zoon stortte mijn wereld in toen mijn moeder me  vertelde dat ze niet meer lang zou leven. Hoe kon ik in vredesnaam moeder worden terwijl ik afscheid moest nemen van mijn eigen moeder? 

Er was verdriet. Er was geluk. Maar er was voornamelijk chaos in mijn hoofd. Een zoon, minus een moeder. Het is een optelsom die geen uitkomst heeft. Zo stond het niet in boekjes, zo wilde ik het niet! Tegelijkertijd weigerde ik van mijn roze wolk te vallen; mijn zoon zou recht hebben op een moeder op een roze wolk. 

Midden in de chaos was daar Lennie, mijn lieve kraamverzorgende. Zij werd mijn steun en toeverlaat, mijn schouder om op uit te huilen. Toen zij na een week aan complete chaos vertrok met een bos bloemen en een bedankkaartje voelde ik me schuldig. Een bos bloemen haalde het niet bij wat zij voor mij had betekend. 

Het nieuwe blogverhaal over kraamzorg moest beslist een verhaal over Lennie worden! Ik zocht mijn dagboeken op en besloot delen over te typen in mijn blog. Voor Lennie. Om haar te bedanken voor de ongelooflijk belangrijke rol die ze voor mij heeft vervuld. Lieve Lennie, dank je wel.






De 4e dag; ik ben moeder!  
Uitgeput, maar dolgelukkig lig ik in mijn bed. Na een zware bevalling zijn we eindelijk thuis uit het ziekenhuis. Lennie -  mijn kraamverzorgende - komt mijn slaapkamer binnen. “Rust jij maar even uit. Ik ben in de woonkamer, roep me maar als je me nodig hebt.” Ik ben een beetje beduusd. Moet ik niet voor mijn baby zorgen? En wat moet ik dan doen? “Een nieuw gezin, ”zegt Lennie, “daar moet je in groeien. Ik help je, maak je maar geen zorgen.”  

Ik kijk naar het kleine wiegje naast mijn bed waarin mijn zoon ligt te slapen. Mijn zoon! Hij heeft een grote muts op zijn kleine hoofdje. Voorzichtig trek ik het iets naar boven, zodat ik hem beter kan bekijken. Vanaf nu ben ik zijn moeder. “Dag kleintje, ik ben jouw mama.” Voorzichtig herhaal ik de woorden, steeds iets harder. “Mama.” Vanaf nu ben ik dat…  

De 6e dag; “Lennie, hoe maak ik een flesje klaar?”   
Onhandig probeer ik een schepje melkpoeder in een flesje te krijgen. Ik heb mezelf uit bed gehesen, vandaag wil ik mijn zoon zelf verzorgen. Mijn hoofd zit vol watten en ik kan amper rechtop staan. De poeder belandt in een uitgewaaierd patroon op het aanrecht. Tranen biggelen over mijn wangen. Direct staat Lennie naast me. Ze slaat een arm om me heen.  “Het overkomt de beste moeders, meisje,” zegt ze lief.  “Ik weet niet eens hoeveel hij nodig heeft, ik kan het niet meer tellen!” huil ik terwijl ik mijn neus in Lennie’s nek begraaf. “Lieverd,” zegt ze, “misschien wil je vandaag ook gewoon teveel. Morgen is er weer een nieuwe dag. Ga lekker terug naar bed, dan geef ik je straks het flesje en kun jij je zoon voeden. Ik schrijf alles op wat ik doe, dan kun je dat later rustig teruglezen.”  

Terug in bed lig luister ik hoe Lennie in de keuken het flesje klaarmaakt. Ik doe mijn ogen dicht en denk aan mijn lieve zoon. Morgen is er inderdaad weer een nieuwe dag.  

De 8e dag;  ik wil Lennie op de rand van mijn bed.
“Lennie, mijn moeder komt vanmiddag.” Vandaag wil ik even geen voedingslijstjes. Geen stuwingen in mijn borsten en geen regeldagen. Ik wil Lennie op de rand van mijn bed en ik wil haar vertellen wie mijn moeder is.  Mijn moeder is lief, zorgzaam, mooi, inspirerend en terminaal ziek. Drie weken geleden vertelde ze me het allesverwoestende nieuws. Bevallen zou ik zonder haar moeten doen. Haar grootste wens zou nooit in vervulling gaan, ze zou nooit een oma kunnen zijn. Tegen de verwachting in lag ze op de verloskamer naast me op een bed. Samen puften we mijn weeën weg. Het was een van de weinige dingen die ze nog voor me kon doen. Maar ík kon het niet. Ik kon mijn zoon niet op de wereld zetten terwijl mijn moeder zou gaan. Na 24 uur puffen werd hij gehaald met een keizersnede.
  

Lennie komt mijn slaapkamer binnen met een verse fruitsalade. Haar zorgzaamheid is bijna moederlijk te noemen, precies wat ik op dit moment nodig heb. Weer komen de tranen. Tranen van immens geluk, van vermoeidheid en van het verscheurende verdriet om mijn eigen moeder. Het is een storm in mijn hoofd. “Ik wil geen nieuwe baby, ik wil mijn moeder terug!” huil ik hard. “En ik ben zo gelukkig met mijn zooo…hooo…oon,” gier ik verder. “Hij is het mooiste wat me ooit overkomen is! Hoe kan ik gelukkig en verdrietig tegelijk zijn?!’ Lennie drukt me tegen zich aan. “Meisje, we gaan er vandaag een mooie dag van maken, samen met je moeder. Wil je straks samen met je moeder Florian in bad doen? Laat de rest maar aan mij over.” Ik lach door mijn tranen heen. Samen met mijn moeder genieten van deze dag, tuttelend met mijn zoon. Dát is wat ik wil! Nu kan het nog…  

De 9e dag; thuiskomen zonder zorgen  
Lennie kijkt kritisch naar de wond op mijn buik die maar niet dicht wil gaan. “Ik ga het ziekenhuis bellen. Niet teveel zorgen maken, maar je kunt er beter even naar laten kijken.”  “Nee!” roep ik, “wie zorgt er dan voor Florian?” “Ik,” zegt Lennie vastberaden, “jij gaat naar het ziekenhuis, ik zorg dat het thuis geregeld is en dat het goed gaat met je zoon.”  

Onderweg naar het ziekenhuis probeer ik mijn zorgen los te laten. Lennie is een schat van een vrouw en een van de weinigen aan wie ik mijn kind op dit moment toevertrouw. Als ik die middag thuiskom loop ik naar het wiegje en zie ik mijn zoon tevreden slapen. Lennie heeft mijn bed verschoond en de deken uitnodigend opengeslagen. “Het gaat goed met hem, hij heeft goed gedronken en was een blije baby.” “Lennie!”  Ik slaak een zucht van verlichting:  “Wat moet ik zonder jou?” 

De 11e dag: “Lennie, mag ik je houden?”  
De bel gaat. Het is Lennie. “Ik wil nog even weten hoe het met je is voordat ik afscheid van je neem. Ik kom vandaag de laatste uurtjes zorg aan jullie geven, wat kan ik voor je doen?” Ik wil helemaal niet dat Lennie weggaat. Mijn toegewijde  kraamverzorgende, mijn rots in de branding. “Mijn” Lennie van de eindeloos behulpzame voedingslijstjes. Haar hulp, moederlijke zorgen en haar wijze adviezen. “Mag ik je houden?” grap ik tegen haar.  “We komen elkaar beslist nog tegen”, zegt ze, terwijl ze me een stevige knuffel geeft.   
  
Lieve Lennie, duizend maal dank voor jouw liefdevolle inzet tijdens mijn kraamweek. Ik had me geen betere kraamverzorgende kunnen wensen. Dank voor alle tranen die jij hebt gedroogd, het geluk wat je met me hebt gedeeld, jouw eindeloze geduld, je goede adviezen en jouw niet aflatende steun. Als ik naar mijn zoon kijk, herinner ik me nog altijd jouw woorden. “Je zult je moeder terugzien in de ogen van zoon.” Je had gelijk. Lieve Lennie, je bent goud waard. Dank je wel.   
  
   

  



Reacties